Nederlandse pensioenfondsen vallen onder de Europese pensioenfondsenrichtlijn en het Nederlandse Financieel Toetsings Kader (FTK) van de Pensioenwet. Nederlandse verzekeraars vallen onder de Europese solvency richtlijnen en de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (de Wft). Gezien de structureel lage rentestand en de toenemende levensverwachting zijn pensioenkortingen actueel. Hierna wordt op pensioenkortingen en mogelijke remedies ingegaan.

Pensioenfondsen

  • Onder het FTK van de Pensioenwet zijn pensioenfondsen bevoegd (en als laatste redmiddel zelfs verplicht) om tot rechtenkortingen over te gaan indien de beleidsdekkingsgraad (de gemiddelde dekkingsgraad over het afgelopen jaar) onder het (minimaal) vereiste eigen vermogen valt, herstel van de dekkingsgraad binnen redelijke termijn zonder onevenredige schade op basis van een “bail-in” (maatregelen zonder steun van derden, zoals de overheid) niet kan worden verwacht en andere sturingsmiddelen voor beïnvloeding van de dekkingsgraad dan het beleggings- of premiebeleid zijn uitgeput.
  • De vorm van een rechtenkorting is binnen het kader van de “onaanvaardbaarheidstoets” uit het algemene vermogensrecht en de norm van “evenwichtige belangenbehartiging” uit de Pensioenwet vrij. Gedacht kan worden aan korting van deelnemers, vervolgens indien nodig slapers en vervolgens indien nodig pensioengerechtigden of korting naar evenredigheid van de hoogte van de pensioenaanspraken of pensioenrechten, inkomensafhankelijke korting of mengvormen.
  • De kortingsmogelijkheid is niet voorzien maar ook niet uitgesloten onder de pensioenfondsenrichtlijn. De kortingsmogelijkheid vormt al lange tijd onderdeel van de Nederlandse wetgeving, maar steeds als kortingen in zicht komen ontstaat druk om de wetgeving aan te passen om kortingen te voorkomen of uit te stellen.
  • Omdat pensioenfondsen non-profit instellingen zijn en pensioenen in de tweede pijler uitvoeren, is een bail-in de logische en aanvaardbare oplossing bij een tekort. Een bail-out door staatssteun ligt niet voor de hand omdat tweede pijler pensioenen niet fungeren ter dekking van het bestaansminimum. Een bail-out door (verplichte) bijstortingen door de aangesloten werkgevers ligt niet voor de hand omdat de bedragen gemoeid met de bijstortingen in het algemeen niet door de aangesloten werkgevers kunnen worden opgebracht zonder “onaanvaardbare” gevolgen voor die werkgevers.
  • Mij lijkt de wet- en regelgeving rond rechtenkortingen door pensioenfondsen adequaat en de angst om indien noodzakelijk van die wetgeving gebruik te maken overbodig. Indien door het achterwege laten van rechtenkortingen de vermogens van pensioenfondsen zozeer worden aangetast dat de nakoming van de pensioenverplichtingen van jongeren structureel in gevaar komt, zodat uiteindelijk uitsluitend hun rechten meer dan evenredig worden aangetast, worden lasten teveel naar de toekomst verschoven en bij toekomstige generaties gelegd. Ik pleit voor het fictief aanbrengen van jaarcohorten in pensioenfondsen die een gelijke dekkingsgraad zouden moeten hebben. Op die gelijkheid zou het kortingsbeleid kunnen worden geënt.

Verzekeraars

  • Verzekeraars zijn niet zelfstandig tot rechtenkorting bevoegd. Dit staat niet met zoveel woorden in de Europese (solvency) regelgeving, en ook niet in de Nederlandse wetgeving. Het volgt uit het systeem van die regelgeving en wetgeving. Het Nederlandse systeem houdt in dat in geval van een tekort bij een verzekeraar over die verzekeraar op verzoek van DNB door de rechter de noodregeling wordt uitgesproken, een bewindvoerder wordt benoemd en vervolgens in het kader van portefeuilleoverdracht door de bewindvoerder (na afzonderlijke machtiging door de rechter) tot rechtenkorting kan worden overgaan. Het is niet mogelijk dat een verzekeraar na rechtenkorting blijft bestaan: slechts om een portefeuilleoverdracht haalbaar te maken kan tot rechtenkorting worden gekomen. Bail-out maakt om dezelfde redenen als bij pensioenfondsen geen onderdeel van de Europese en Nederlandse regelgeving en wetgeving voor verzekeraars uit.
  • In het kader van het voorontwerp van Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars, waarvan de consultatie inmiddels is afgesloten, wordt voorgesteld om rechtenkortingen bij verzekeraars ook separaat van portefeuilleoverdracht mogelijk te maken. Dan ontstaat een situatie die vergelijkbaar is met die van pensioenfondsen, met dien verstande dat verzekeraars niet zelfstandig zullen kunnen korten. De ratio van dat verschil in wetgeving is gelegen in het feit dat verzekeraars hun uitkeringsverplichtingen (dienen te) garanderen. In de premie voor pensioenverzekeringen pleegt een opslag te zijn opgenomen voor het geven van deze garantie (de zogenaamde garantieopslag).
  • Kennelijk houdt de wetgever wel serieus rekening met de mogelijkheid dat rechtenkortingen bij verzekeraars als gevolg van de structureel lage rentestand en de toenemende levensverwachting onvermijdelijk zullen zijn.
  • Een andere denkbare oplossing is “invaren” van de gegarandeerde rechten bij verzekeraars vanuit het Solvency-kader in het FTK. Dat kan onder de huidige wetgeving op de volgende manieren:
    • Door vrijwillige individuele waardeoverdracht naar een pensioenuitvoerder waarop het FTK van toepassing is (bijvoorbeeld een Algemeen Pensioenfonds), waarvoor de instemming van de individuele verzekerden nodig is, die dan de keuze zouden krijgen tussen een rechtenkorting of waardeoverdracht naar een pensioenuitvoerder waarop het FTK van toepassing is (eventueel in combinatie met een geringere rechtenkorting dan wanneer niet voor waardeoverdracht wordt gekozen);
    • Door collectieve waardeoverdracht, waarvoor onder de huidige wetgeving een bezwaarrecht voor de individuele verzekerden geldt (een en ander werkt uiteindelijk hetzelfde uit als individuele waardeoverdracht).
  • Ook zou de wetgever kunnen ingrijpen:
    • Door gedwongen invaren in een pensioenuitvoerder waarop het FTK van toepassing is voor te schrijven (de vraag is dan of sprake is van eigendomsontneming onder het eigendomsprotocol bij het EVRM en het Europese Handvest, maar op grond van rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de mens is verdedigbaar dat dit niet het geval is);
    • Door het op basis van de mogelijkheid geboden in de pensioenfondsenrichtlijn openstellen voor verzekeraars om pensioenregelingen binnen het FTK uit te voeren met verplichte ringfencing in combinatie met “invaren”.
  • Indien rechtenkortingen bij verzekeraars uiteindelijk onvermijdelijk blijken, zou de wetgever er goed aan doen om naast de mogelijkheid van rechtenkorting zonder portefeuilleoverdracht door een bewindvoerder ook de mogelijkheid van invaren en de mogelijkheid voor verzekeraars om pensioenregelingen op basis van het FTK met verplichte ringfencing uit te voeren open te stellen. De verzekeringsmarkt heeft dan twee mogelijkheden om de problematiek rond financiële tekorten van verzekeraars zelfstandig op te lossen.

Literatuur:

  • W.P.M. Thijssen, Pensioen (te)korten, in Pensioenwet, Analyse en commentaar, onder redactie van E. Lutjens, Kluwer, vierde druk, 2013
  • W.P.M. Thijssen, Pensioenkortingen door verzekeraars en pensioenfondsen, NJB 2014, p. 2764-2773
  • W.P.M. Thijssen, Zekerstelling van uitkeringen door verzekeraars en pensioenfondsen, Vakblad Financiële Planning 2015, nr. 9, p. 2-7

Foto: gerechtshof Amsterdam