Gesloten pensioenfondsen kennen een roerige geschiedenis. Onder het regiem van de PSW gold als hoofdregel dat een pensioenfonds diende over te gaan tot overdracht aan of het verzekeren bij een verzekeraar van de pensioenverplichtingen, tenzij het pensioenfonds volgens een kwalificerende actuariële en bedrijfstechnische nota werkzaam was.
De Wet waardeoverdracht klein pensioen is een nieuwe wet die gecompliceerde wetgeving in zich bergt. De nieuwe wetgeving beoogt pensioengeld zoveel mogelijk de pensioenbestemming te laten behouden en beoogt de pensioenadministratie van pensioenuitvoerders te ontlasten. De huidige afkoopregeling klein pensioen komt te vervallen vanaf 2019 (de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet) waarbij complex overgangsrecht van toepassing is.
In het januarinummer en het februarinummer van 2018 van EB Tijdschrift voor scheidingsrecht (“EchtscheidingsBulletin”), verscheen een tweeluik van mijn hand onder de titel DGA, pensioen in eigen beheer, “verboden” alimentatie en de rekening-courant (EB 2018/5 en EB 2018/14).
Hoge Raad oordeelt dat dekkingstekort bij externe uitvoering van de pensioenrechten van de ex-partner van een DGA met pensioen in eigen beheer evenredig dient te worden verdeeld
Internationaal privaatrecht komt om de hoek kijken bij de pensioenrechtelijke aspecten van scheiding in het kader van:
- verevening van buitenlandse pensioenen
- verevening van en afsplitsing van bijzonder partnerpensioen ten laste van Nederlandse pensioenen wanneer buitenlands huwelijksvermogensrecht van toepassing is.
Het navolgende is beperkt tot het huwelijk en de beëindiging daarvan.
Na beëindiging van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap en ook na scheiding van tafel en bed kan de rechter alimentatie opleggen voor een maximale duur van 12 jaar. De rechterlijke macht heeft invulling aan deze open norm gegeven in het Rapport alimentatienormen. Heel globaal weergegeven wordt alimentatie berekend aan de hand van de draagkracht van de alimentatieplichtige, de behoefte van de alimentatiegerechtigde met als plafond de welstand van de alimentatieplichtige en de alimentatiegerechtigde tijdens het huwelijk.
De Pensioenwet kent in art. 10 een gesloten systeem van pensioenovereenkomsten: iedere pensioenovereenkomst dient te kwalificeren als een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst (zie voor een uitwerking Kamerstukken II, 2005-2006, 30 413, nr. 3, p. 32-33). In het kader van de herziening van het Nederlandse pensioenstelsel (zie daarover mijn blog Doorsneepremie, degressieve pensioenopbouw en een vlakke staffel voor premieovereenkomsten) wordt daaraan binnen afzienbare tijd waarschijnlijk een nieuw type toegevoegd: de pensioenovereenkomst gebaseerd op individuele pensioenbeleggingen met collectieve risicodeling. Een kwestie die in de praktijk regelmatig opspeelt is of hybride pensioenovereenkomsten als uitkeringsovereenkomst of als premieovereenkomst gelden. Dit is een uitlegvraagstuk: in het uiterste geval dient de rechter te oordelen of een pensioenovereenkomst een uitkeringsovereenkomst of een premieovereenkomst is. Onlangs stelde een verzekeraar in een stuk over uitleg van een hybride pensioenovereenkomst dat mijn bureau passeerde, dat indien zou worden geoordeeld dat een door die verzekeraar als premieovereenkomst aangemerkte pensioenovereenkomst als uitkeringsovereenkomst zou worden aangemerkt, dat gezien precedentwerking een financiële ramp zou betekenen voor die verzekeraar en ook voor andere verzekeraars. Leggen hybride pensioenregelingen een bom onder pensioenverzekeraars, vergelijkbaar met de woekerpolis affaire?
Nederlandse pensioenfondsen vallen onder de Europese pensioenfondsenrichtlijn en het Nederlandse Financieel Toetsings Kader (FTK) van de Pensioenwet. Nederlandse verzekeraars vallen onder de Europese solvency richtlijnen en de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (de Wft). Gezien de structureel lage rentestand en de toenemende levensverwachting zijn pensioenkortingen actueel. Hierna wordt op pensioenkortingen en mogelijke remedies ingegaan.
Werkgevers die een binnen hun onderneming geldende pensioenregeling wensen te wijzigen, stellen met regelmaat de vraag of zo’n wijziging: eenzijdig kan worden doorgevoerd; op basis van de negatieve optie (“wie zwijgt, stemt toe”) kan worden doorgevoerd indien eenzijdige wijziging niet mogelijk zou blijken; of slechts kan worden doorgevoerd met individuele instemming van de werknemers.
In verband met de houdbaarheid van het Nederlandse tweede pijler pensioenstelsel zijn actuele thema’s het afschaffen van doorsneepremie, het invoeren van degressieve pensioenopbouw, de met die twee wijzigingen gepaard gaande transitieproblematiek en de gelijke behandelingsaspecten die in verband met degressieve pensioenopbouw spelen. Een thema is verder dat premieovereenkomsten op basis van een vlakke premiestaffel (leeftijdsonafhankelijke premie) de oplossing zouden zijn. Een ingewikkelde problematiek en een discussie die wordt beheerst door economen en daardoor ontspoort. Hierna de visie van een jurist.